ECLI:NL:HR:2009:BG7751
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beperkende voorwaarden bij verwijzing naar de Rechter-Commissaris voor deskundigenonderzoek in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1963 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De IJssel', heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van het Hof, dat beperkende voorwaarden heeft gesteld bij de verwijzing van de zaak naar de Rechter-Commissaris voor het benoemen van een onafhankelijke forensisch-medisch deskundige. De advocaat van de verdachte, mr. J. Kuijper, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De kern van het geschil betreft de vraag of het Hof rechtmatig voorwaarden mocht stellen aan de deskundige, waaronder dat overleg met andere deskundigen alleen na overleg met de rechter-commissaris mocht plaatsvinden. De Hoge Raad overweegt dat de tekst van artikel 316, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ruimte biedt voor het stellen van voorwaarden bij het onderzoek. Het Hof heeft de leiding over het onderzoek in hoger beroep en is verantwoordelijk voor de voortgang van de strafzaak, wat impliceert dat het Hof ook voorwaarden kan stellen om de deskundigheid en onafhankelijkheid van de deskundige te waarborgen.
De Hoge Raad concludeert dat de opvatting van de verdachte, dat het Hof geen voorwaarden mocht stellen, niet juist is en dat het Hof vrij stond om de voorwaarden aan de verwijzingsopdracht te verbinden. De overige middelen van de verdachte kunnen niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad verwerpt het beroep.