ECLI:NL:HR:2009:BG7404

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04448
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk wegens verstreken termijn van machtiging tot voortzetting inbewaringstelling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2009 uitspraak gedaan over een cassatieberoep van een betrokkene die in een psychiatrisch ziekenhuis was opgenomen. De officier van justitie in het arrondissement Maastricht had op 2 oktober 2008 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene. De rechtbank verleende deze machtiging op 3 oktober 2008, maar de geldigheidsduur van deze machtiging was volgens artikel 30 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) op 24 oktober 2008 verstreken.

De betrokkene heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, omdat de betrokkene geen belang meer had bij zijn beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de betrokkene niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep, aangezien de termijn van de verleende machtiging was verstreken.

De uitspraak benadrukt het belang van de geldigheidsduur van machtigingen in het kader van de Wet Bopz en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van cassatieberoepen. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de zaak is behandeld door een collegiaal orgaan van de Hoge Raad, bestaande uit de vice-president en vijf raadsheren.

Uitspraak

23 januari 2009
Eerste Kamer
08/04448
EV/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats], verblijvend in de Mondriaan Zorggroep, locatie Maastricht,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET
ARRONDISSEMENT MAASTRICHT,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Maastricht heeft op 2 oktober 2008, onder overlegging van een door een psychiater in opleiding ondertekende geneeskundige verklaring en de beschikking van de burgemeester inhoudende een last tot inbewaringstelling, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voorzetting van de inbewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman, alsmede behandelend arts [betrokkene 1], verpleegkundige [betrokkene 2], de echtgenote en dochter van betrokkene op 3 oktober 2008 had gehoord, heeft zij bij beschikking van diezelfde datum de verzochte machtiging verleend.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van betrokkene in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het beroep is gericht tegen een beschikking op een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in art. 27 Wet Bopz.
De geldigheidsduur van de door de rechtbank op 3 oktober 2008 verleende machtiging is echter ingevolge art. 30 Wet Bopz op 24 oktober 2008 verstreken, zodat betrokkene geen belang meer heeft bij zijn beroep en om deze reden daarin niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 januari 2009.