ECLI:NL:HR:2009:BG7404
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk wegens verstreken termijn van machtiging tot voortzetting inbewaringstelling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2009 uitspraak gedaan over een cassatieberoep van een betrokkene die in een psychiatrisch ziekenhuis was opgenomen. De officier van justitie in het arrondissement Maastricht had op 2 oktober 2008 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene. De rechtbank verleende deze machtiging op 3 oktober 2008, maar de geldigheidsduur van deze machtiging was volgens artikel 30 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) op 24 oktober 2008 verstreken.
De betrokkene heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, omdat de betrokkene geen belang meer had bij zijn beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de betrokkene niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep, aangezien de termijn van de verleende machtiging was verstreken.
De uitspraak benadrukt het belang van de geldigheidsduur van machtigingen in het kader van de Wet Bopz en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van cassatieberoepen. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de zaak is behandeld door een collegiaal orgaan van de Hoge Raad, bestaande uit de vice-president en vijf raadsheren.