ECLI:NL:HR:2009:BG6602
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 24 november 2004. De verdachte, geboren in 1972, heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. M.J.J.E. Stassen, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit is het gevolg van de te late inzending van de stukken door het Hof. De Hoge Raad oordeelt dat deze overschrijding niet kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging, maar wel tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 2.114,-, subsidiair 42 dagen hechtenis.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete en de vervangende hechtenis. De geldboete is verminderd tot € 1.900,-, subsidiair 29 dagen hechtenis. De overige middelen van de verdachte zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en is uitgesproken op 12 mei 2009.