ECLI:NL:HR:2009:BG6593
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie in een jeugdzaak met betrekking tot bewijsoverwegingen en de toepassing van artikel 359.2 Sv
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte in een jeugdzaak. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de middelen van cassatie die zijn voorgesteld door de raadsman, mr. J.S. Nan, advocaat te Haarlem. De zaak betreft een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 november 2007, waarin de verdachte werd veroordeeld. De Advocaat-Generaal, Jörg, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal in overweging genomen.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
Het arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken op 3 februari 2009. Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van bewijsoverwegingen in jeugdzaken en de interpretatie van artikel 359.2 van het Wetboek van Strafvordering.