ECLI:NL:HR:2009:BG6458
Hoge Raad
- Cassatie
- A-G Van Ballegooijen
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 10 SW in het kader van successierecht bij turbotestamenten
In deze zaak gaat het om de toepassing van artikel 10 van de Successiewet (SW) in het kader van een turbotestament. De belanghebbende is de dochter van een overleden vrouw die in gemeenschap van goederen was gehuwd. In het testament van de moeder waren haar twee kinderen als erfgenamen benoemd, terwijl de vader het vruchtgebruik van de nalatenschap verkreeg. Na het overlijden van de vader heeft de belanghebbende aangegeven dat haar verkrijging nihil is, omdat het vruchtgebruik niet vererft en er bij het tweede overlijden geen successierecht kan worden geheven. De vraag die in deze zaak centraal staat, is of de fictiebepaling van artikel 10 SW van toepassing is.
De rechtbank en het hof hebben geoordeeld dat artikel 10 SW van toepassing is. De Advocaat-Generaal (A-G) Van Ballegooijen stelt in zijn conclusie dat de term "rechtshandeling" in artikel 10 SW verwijst naar een meerzijdige rechtshandeling en niet slechts naar een verbintenisscheppende overeenkomst. Dit is gebaseerd op de wettekst, de wetsgeschiedenis en de doelstellingen van artikel 10 SW. Er wordt echter een probleem gesignaleerd, omdat artikel 10 SW kan leiden tot dubbele heffing. De blote eigendom van het vermogen van de vader was al belast bij het overlijden van de moeder.
De A-G wijst erop dat lid 4 van artikel 10 SW een mogelijkheid biedt tot verrekening van eerder geheven belasting, maar dat deze verrekening in dit geval niet van toepassing is. De wetgever heeft mogelijk niet gedacht aan de situatie van een turbotestament, waardoor er een gat in de heffing kan ontstaan. De A-G concludeert dat het niet de bedoeling van artikel 10 SW is om deze heffing veilig te stellen, maar dat de toepassing van artikel 10 SW leidt tot een volledige belasting van de nalatenschap. De wettekst biedt geen ruimte voor een ruime interpretatie of verrekening van eerder geheven successierecht. De conclusie van de A-G is dat het beroep in cassatie ongegrond moet worden verklaard.