ECLI:NL:HR:2009:BG5966
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvoering en bewezenverklaring in strafzaak te Rotterdam
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een geldbedrag dat vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf. De bewezenverklaring van het Hof werd betwist, omdat deze niet voldoende met redenen was omkleed. De verdachte had verklaard dat hij door een man, aangeduid als [betrokkene 1], was benaderd om een beveiligingssysteem in een sportschool te installeren. Hij had een bankrekening ter beschikking gesteld voor de storting van een bedrag van € 10.000,-, dat vervolgens werd verhoogd naar € 13.944,41. De verdachte had het geld in etappes opgenomen en aan [betrokkene 1] gegeven. Het Hof had de verklaring van de verdachte echter als onaannemelijk bestempeld en deze toch als bewijs gebruikt, wat de Hoge Raad onterecht achtte.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring, voor zover deze inhield dat de verdachte het geldbedrag 'te Rotterdam' voorhanden had, niet zonder meer kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om verklaringen van verdachten op een juiste manier te waarderen in het kader van de bewezenverklaring.