ECLI:NL:HR:2009:BG5859
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van werkgever voor gezondheidsschade door gevaarlijke stoffen
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de werkgever, Rendamax B.V., voor de gezondheidsschade die een werknemer heeft geleden door blootstelling aan gevaarlijke stoffen tijdens zijn werkzaamheden. De werknemer, aangeduid als [verweerder], heeft Rendamax gedagvaard voor de rechtbank Maastricht, waarbij hij vorderde dat de werkgever aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had geleden als gevolg van het Organisch Psycho Syndroom en de Chronisch Toxische Encefalopathie. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 juli 2004 een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 23 maart 2005 geoordeeld dat Rendamax aansprakelijk was voor de schade van de werknemer, te vermeerderen met wettelijke rente en met een veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten.
Rendamax heeft tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft in zijn arrest van 29 mei 2007 het principaal appel van Rendamax niet-ontvankelijk verklaard en het vonnis van 23 maart 2005 bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft Rendamax cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte.
In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de kosten van het geding in cassatie aan Rendamax opgelegd, die zijn begroot op een totaal van € 2.571,34, waarvan een deel aan de griffier en een deel aan de [verweerder] moet worden betaald. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 6 februari 2009.