ECLI:NL:HR:2009:BG5848

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/141HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijk aansprakelijkheid van bestuurders voor belastinggelden bij betalingsonmacht

In deze zaak gaat het om de hoofdelijk aansprakelijkheid van de bestuurders van een vennootschap voor de voldoening van een belastingbedrag dat de vennootschap verschuldigd is op basis van een naheffingsaanslag. De zaak is gestart door de Ontvanger van de Belastingdienst Randmeren, die de bestuurders heeft gedagvaard voor de rechtbank te Zwolle. De vordering betrof een bedrag van ƒ 928.342,-- (€ 421.263,23) en ƒ 936.322,12 (€ 424.884,45), vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering toegewezen na tussenvonnissen in 2004 en een eindvonnis in september 2005. De bestuurders hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 16 januari 2007 de vonnissen van de rechtbank heeft bekrachtigd.

Tegen dit arrest hebben de bestuurders cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het beroep. De advocaten van de partijen hebben de zaak toegelicht, waarbij de advocaat van de Ontvanger ook mr. S.M. Kingma was. De Hoge Raad heeft op 6 februari 2009 het beroep verworpen en de bestuurders in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, zonder dat verdere motivering nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

6 februari 2009
Eerste Kamer
Nr. C07/141HR
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST RANDMEREN,
kantoorhoudende te Lelystad,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Ontvanger.
1. Het geding in feitelijke instanties
De Ontvanger heeft bij exploot van 3 april 1997 [eiser] c.s. gedagvaard voor de rechtbank te Zwolle en gevorderd, kort gezegd, [eiser] c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan hem te betalen ƒ 928.342,-- (€ 421.263,23) respectievelijk ƒ 936.322,12 (€ 424.884,45), te vermeerderen met rente en kosten.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 23 juni 2004 en 20 oktober 2004, bij eindvonnis van 14 september 2005 de vordering toegewezen.
Tegen deze vonnissen hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 16 januari 2007 heeft het hof de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Ontvanger mede door mr. S.M. Kingma, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 12 december 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 februari 2009.