ECLI:NL:HR:2009:BG5848
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijk aansprakelijkheid van bestuurders voor belastinggelden bij betalingsonmacht
In deze zaak gaat het om de hoofdelijk aansprakelijkheid van de bestuurders van een vennootschap voor de voldoening van een belastingbedrag dat de vennootschap verschuldigd is op basis van een naheffingsaanslag. De zaak is gestart door de Ontvanger van de Belastingdienst Randmeren, die de bestuurders heeft gedagvaard voor de rechtbank te Zwolle. De vordering betrof een bedrag van ƒ 928.342,-- (€ 421.263,23) en ƒ 936.322,12 (€ 424.884,45), vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering toegewezen na tussenvonnissen in 2004 en een eindvonnis in september 2005. De bestuurders hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 16 januari 2007 de vonnissen van de rechtbank heeft bekrachtigd.
Tegen dit arrest hebben de bestuurders cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het beroep. De advocaten van de partijen hebben de zaak toegelicht, waarbij de advocaat van de Ontvanger ook mr. S.M. Kingma was. De Hoge Raad heeft op 6 februari 2009 het beroep verworpen en de bestuurders in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, zonder dat verdere motivering nodig was, gezien artikel 81 RO.