ECLI:NL:HR:2009:BG5843

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00392
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van schuldsanering in cassatie

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], op 29 juni 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht met het verzoek om de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft op 26 september 2007 de voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Echter, bij vonnis van 30 oktober 2007 heeft de rechtbank het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 17 januari 2008 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft verzoeker cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 januari 2009 de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en is een bevestiging van de afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

30 januari 2009
Eerste Kamer
08/00392
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 29 juni 2007 ter griffie van de rechtbank Utrecht ingediend verzoekschrift heeft [verzoeker] zich gewend tot die rechtbank en verzocht ten aanzien van hem de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De rechtbank heeft bij vonnis van 26 september 2007 de voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoeker] uitgesproken. Bij vonnis van 30 oktober 2007 heeft de rechtbank het verzoek (alsnog) afgewezen.
Tegen het vonnis van 30 oktober 2007 heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 17 januari 2008 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 januari 2009.