ECLI:NL:HR:2009:BG5616
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 27 september 2006 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1961, had beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. R.A. Kaarls, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf is verminderd van 240 naar 228 uren en de vervangende hechtenis van 120 dagen naar 114 dagen. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 RO, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit heeft geleid tot de eerdergenoemde vermindering van de taakstraf.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, en is uitgesproken op 20 januari 2009. De zaak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de mogelijkheden voor de Hoge Raad om ambtshalve in te grijpen in de opgelegde straffen.