ECLI:NL:HR:2009:BG5563

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10236
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verzuim in aanhaling van wettelijke voorschriften bij strafoplegging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Rijnmond' te Rotterdam, had beroep ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep, maar de Hoge Raad oordeelde anders.

De Hoge Raad constateerde dat het Hof verzuimd had om artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan te halen, wat betreft de strafoplegging. Dit verzuim was in strijd met de wettelijke vereisten. Daarnaast had het Hof ook artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht niet in acht genomen. De Hoge Raad besloot om de bestreden uitspraak te vernietigen, maar alleen voor zover het Hof niet het juiste wettelijke voorschrift had vermeld en niet had voldaan aan de eisen van artikel 27 Sr. De Hoge Raad heeft vervolgens zelf de nodige correcties aangebracht door artikel 63 Sr te vermelden als wettelijk voorschrift en te bepalen dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf van drie weken.

De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere klachten van de verdachte niet tot cassatie leidden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het correct aanhalen van wettelijke voorschriften bij strafopleggingen en de noodzaak voor de lagere rechters om deze voorschriften in acht te nemen. Dit arrest draagt bij aan de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in Nederland.

Uitspraak

20 januari 2009
Strafkamer
07/10236
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 januari 2007, nummer 20/011010-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rijnmond, locatie Rijnmond" te Rotterdam.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof bij de strafoplegging art. 63 Sr niet heeft aangehaald, althans niet heeft doen blijken te hebben onderzocht of de veroordelingen door de Politierechter te Amsterdam van 31 oktober 2005 en door de Politierechter te Roermond van 21 september 2005 ingevolge art. 63 Sr in rekening hadden behoren te worden gebracht.
3.2. Zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 is vermeld heeft het Hof verzuimd art. 63 Sr aan te halen, maar behoeft het middel niet tot cassatie te leiden.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte niet heeft bevolen dat de tijd die door de verdachte in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in mindering wordt gebracht.
4.2. De stukken van het geding houden in dat de verdachte voor de onderhavige strafzaak op 13 juli 2005 om 08.45 uur in verzekering is gesteld en op dezelfde dag om 15.07 uur in vrijheid is gesteld.
4.3. Het Hof heeft nagelaten het in art. 27 Sr bepaalde in acht te nemen. Het middel is dus terecht voorgesteld.
De Hoge Raad zal doen wat het Hof had behoren te doen.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf berust niet art. 63 Sr is vermeld en voor zover daarbij is verzuimd toepassing te geven aan art. 27 Sr;
vermeldt als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede berust art. 63 Sr;
beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf van drie weken, in mindering zal worden gebracht de tijd welke de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in verzekering heeft doorgebracht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 20 januari 2009.