ECLI:NL:HR:2009:BG5476

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01591/07 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens ontbreken middelen van cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 januari 2007. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door mr. T.P. Klaassen, advocaat te Helden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftuur van de betrokkene geen middelen van cassatie bevatte zoals in de wet bedoeld. Dit betekent dat de schriftuur niet voldeed aan de vereisten voor een geldig cassatieberoep, aangezien er geen stellige en duidelijke klachten waren over de schending van rechtsregels of verzuimen van vormvoorschriften door de rechter die de bestreden uitspraak had gedaan.

De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de betrokkene niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, wat in strijd is met de voorschriften van de wet. Hierdoor kon de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse was dat de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een correcte schriftuur binnen de gestelde termijnen in cassatieprocedures.

Uitspraak

20 januari 2009
Strafkamer
nr. 01591/07 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 januari 2007, nummer 21-004097-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. T.P. Klaassen, advocaat te Helden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2. Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 20 januari 2009.