ECLI:NL:HR:2009:BG5476
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens ontbreken middelen van cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 januari 2007. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door mr. T.P. Klaassen, advocaat te Helden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftuur van de betrokkene geen middelen van cassatie bevatte zoals in de wet bedoeld. Dit betekent dat de schriftuur niet voldeed aan de vereisten voor een geldig cassatieberoep, aangezien er geen stellige en duidelijke klachten waren over de schending van rechtsregels of verzuimen van vormvoorschriften door de rechter die de bestreden uitspraak had gedaan.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de betrokkene niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, wat in strijd is met de voorschriften van de wet. Hierdoor kon de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse was dat de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een correcte schriftuur binnen de gestelde termijnen in cassatieprocedures.