ECLI:NL:HR:2009:BG4956

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12134 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Spinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Arnhem inzake beklag ex artikel 552a Sv

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van klaagster tegen een beschikking van het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof had op 3 juli 2007 een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klaagster, waarbij het Hof [betrokkene 1] als belanghebbende had aangemerkt. Tijdens de behandeling van het klaagschrift is [betrokkene 1] gehoord, maar hij heeft geen eigen klaagschrift ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat op basis van artikel 552d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, [betrokkene 1] geen cassatieberoep openstaat tegen de beschikking die is gegeven op het klaagschrift van klaagster. Dit betekent dat het beroep van [betrokkene 1] niet-ontvankelijk is verklaard.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie die namens klaagster zijn voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat deze middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de voorgestelde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de beschikking van het Gerechtshof te Arnhem bevestigd en het beroep van klaagster verworpen.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 27 januari 2009, waarbij de vice-president en de raadsheren in raadkamer hebben beraadslaagd. De beschikking is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de waarnemend griffier aanwezig was. De zaak betreft een belangrijke beoordeling van de ontvankelijkheid in het kader van het strafrecht en de mogelijkheden voor belanghebbenden om in cassatie op te komen tegen beslissingen van lagere rechters.

Uitspraak

27 januari 2009
Strafkamer
nr. 07/12134 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Arnhem van 3 juli 2007, AVnummer 011317-06, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld namens [klaagster] en [betrokkene 1]. Namens beide heeft mr. G.J. de Lange, advocaat te Voorburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van [betrokkene 1] en tot verwerping van het beroep van [klaagster]
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep van [betrokkene 1]
2.1. Het beroep is gericht tegen een beschikking die is gegeven op het klaagschrift van [klaagster] over de kennisneming of het gebruik van gegevens als bedoeld in art. 125i (oud) Sv.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren:
(i) een tussenbeschikking van het Hof te Arnhem van 19 maart 2007, onder meer inhoudende:
"Overwegingen
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest aangezien het Hof het wenselijk acht dat de verdachte in de onderliggende strafzaak, [betrokkene 1], als belanghebbende alsnog in kennis wordt gesteld van het klaagschrift en in de gelegenheid wordt gesteld desgewenst zelf een klaagschrift in te dienen dan wel te worden gehoord. Het Hof zal daartoe een datum voor de nadere behandeling van het klaagschrift bepalen.
Beschikkende
Het Hof:
-bepaalt dat het klaagschrift nader zal worden behandeld in de openbare raadkamer van dit hof van 22 mei 2007 te 11.00 uur;
-gelast dat de griffier de belanghebbende [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], [a-straat 1], in kennis zal stellen van het klaagschrift onder mededeling dat hij in de gelegenheid wordt gesteld binnen twee weken na de kennisgeving zelf een klaagschrift in te dienen dan wel te worden gehoord met bevel tot oproeping van klager, [klaagster], en haar raadsman, mr. J.G. Geertsma, alsmede [betrokkene 1] tegen voormeld tijdstip."
(ii) een proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van het Hof te Arnhem van 22 mei 2007 waarop het beklag van [klaagster] is behandeld, onder meer inhoudende:
"Namens klaagster genaamd:
[Klaagster],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats], [b-straat 1],
domicilie kiezende te Amsterdam, Gustav Mahlerplein 2, ten kantore van haar raadsman, is verschenen [betrokkene 2], directeur van [klaagster], hierna te noemen de vertegenwoordiger van klaagster. De raadsman van klaagster, mr. J.G. Geertsma, advocaat te Amsterdam, is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.
Tevens is verschenen als belanghebbende in de zin van artikel 552a, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering verdachte genaamd:
[Betrokkene 1],
geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats],
wonende te [c-straat 1], [woonplaats],
gekozen woonplaats Zwartelaan 30, 2271 BR Voorburg, ten kantore van zijn raadsman, bijgestaan door mr. G.J. de Lange, advocaat te Voorburg.
Klaagster en [betrokkene 1] zijn opgeroepen teneinde (nader) te worden gehoord op het op 22 augustus 2005 namens klaagster ingediende klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering."
2.3. Uit hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen volgt dat het Hof [betrokkene 1] als belanghebbende in de zin van art. 552a Sv heeft aangemerkt en dat deze als zodanig tijdens de behandeling van het klaagschrift is gehoord. [Betrokkene 1] heeft niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om zelf een klaagschrift in te dienen. Blijkens art. 552d, tweede lid, Sv staat voor [betrokkene 1] geen cassatieberoep open tegen de beschikking die is gegeven op het klaagschrift van [klaagster]
3. Beoordeling van de namens [klaagster] voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [betrokkene 1] niet-ontvankelijk in het beroep;
verwerpt het door [klaagster] ingestelde beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Spinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2009.
Mr. Splinter-van Kan is buiten staat dit arrest te ondertekenen.