ECLI:NL:HR:2009:BG4956
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Spinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Arnhem inzake beklag ex artikel 552a Sv
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van klaagster tegen een beschikking van het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof had op 3 juli 2007 een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klaagster, waarbij het Hof [betrokkene 1] als belanghebbende had aangemerkt. Tijdens de behandeling van het klaagschrift is [betrokkene 1] gehoord, maar hij heeft geen eigen klaagschrift ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat op basis van artikel 552d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, [betrokkene 1] geen cassatieberoep openstaat tegen de beschikking die is gegeven op het klaagschrift van klaagster. Dit betekent dat het beroep van [betrokkene 1] niet-ontvankelijk is verklaard.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie die namens klaagster zijn voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat deze middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de voorgestelde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de beschikking van het Gerechtshof te Arnhem bevestigd en het beroep van klaagster verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 27 januari 2009, waarbij de vice-president en de raadsheren in raadkamer hebben beraadslaagd. De beschikking is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de waarnemend griffier aanwezig was. De zaak betreft een belangrijke beoordeling van de ontvankelijkheid in het kader van het strafrecht en de mogelijkheden voor belanghebbenden om in cassatie op te komen tegen beslissingen van lagere rechters.