ECLI:NL:HR:2009:BG4795
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Bewijs steunfraude en de motivering van de bewezenverklaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, was ten tijde van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.J. Baumgardt. De zaak betrof de bewezenverklaring van opzettelijk nalaten om gegevens te verstrekken, wat in strijd was met een wettelijk voorschrift. De verdachte had in de periode van 18 juli 2003 tot en met 1 februari 2005 geen opgave gedaan van haar inkomsten, terwijl zij houder was van twee Mercedessen en beschikte over een bankrekening. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet voldoende was gemotiveerd. Er was niet meer bewezen dan dat de verdachte houder was van twee auto’s en dat zij beschikte over een bankrekening. De Hoge Raad vond het niet begrijpelijk waarom het niet melden van inkomsten kon leiden tot de bewezenverklaring van opzettelijk nalaten om gegevens te verstrekken. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij bewezenverklaringen in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de beoordeling van opzet en de omstandigheden van de verdachte. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de eisen die aan de motivering van een bewezenverklaring worden gesteld.