ECLI:NL:HR:2009:BG4788
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Juridische beoordeling van de duivencarrousel als lokinstrument in de jacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 januari 2009 uitspraak gedaan over de juridische status van de duivencarrousel in het kader van de Flora- en faunawet. De zaak betreft een vervolging die voortvloeit uit een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de duivencarrousel werd aangemerkt als een lokinstrument. De Hoge Raad heeft het Benelux-Gerechtshof om een prejudiciële beslissing gevraagd over de vraag of de duivencarrousel als lokinstrument moet worden aangemerkt volgens artikel 2 van de Beschikking inzake de middelen die toelaatbaar zijn bij de uitoefening van de jacht. Het Benelux-Gerechtshof heeft op 25 juni 2008 geoordeeld dat de duivencarrousel inderdaad als lokinstrument moet worden beschouwd, maar dat het gebruik ervan niet zonder meer ongeoorloofd is. De Hoge Raad heeft deze opvatting echter verworpen en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbeoordeling. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de Flora- en faunawet en de toelaatbaarheid van lokinstrumenten in de jacht.