ECLI:NL:HR:2009:BG4242

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11106
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over redelijke termijn en strafkorting in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had beroep ingesteld tegen de strafoplegging die hem was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de straf. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De opgelegde taakstraf is verminderd van 240 uren naar 200 uren, en de duur van de vervangende hechtenis is verlaagd naar 100 dagen. Het beroep is voor het overige verworpen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit heeft geleid tot de vermindering van de taakstraf, omdat de Hoge Raad de zaak pas in behandeling heeft kunnen nemen nadat meer dan 19 maanden waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep.

De overige middelen die door de verdachte zijn ingediend, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen grond aanwezig was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar gemaakt op 6 januari 2009.

Uitspraak

6 januari 2009
Strafkamer
07/11106
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 januari 2006, nummer 23/000135-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de
Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden en dat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
2.2. Overschrijding van die termijn kan niet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging (vgl. HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008, 358, rov. 3.21 en HR 9 december 2008, LJN BF 3196). Het middel faalt.
2.3. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. In de omstandigheid dat de Hoge Raad als gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden, de zaak pas in behandeling heeft kunnen nemen nadat al meer dan 19 maanden waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep, vindt de Hoge Raad aanleiding de opgelegde taakstraf te verminderen met 40 uren.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf in die zin dat dit 200 uren bedraagt;
vermindert de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 100 dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 6 januari 2009.