ECLI:NL:HR:2009:BG4216
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugshandel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde is. De betrokkene, geboren in 1984, was betrokken bij de verkoop van bolletjes heroïne en cocaïne. Het Hof had vastgesteld dat de betrokkene 10% van de opbrengst van de door hem en een medeverdachte verkochte bolletjes ontving. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof over de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet begrijpelijk is, gezien de verklaringen van de betrokkene zelf. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Rechtbank is vernietigd, en stelt het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 1.680,-. Tevens legt de Hoge Raad de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,-. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, en is uitgesproken op 13 januari 2009.