ECLI:NL:HR:2009:BG3509
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door de advocaten mr. R.M. Heemskerk en mr. J.W. Heemskerk. De zaak betrof een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het Hof een bedrag van € 17.281,52 had geschat als het wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene was eerder veroordeeld voor opzettelijke overtreding van de Opiumwet en het Hof had de schatting van het voordeel gebaseerd op de aangetroffen hennepplanten en de opbrengst per plant.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in zijn uitspraak niet in voldoende mate had onderbouwd waarom het was afgeweken van het standpunt van de verdediging over de gemiddelde opbrengst per hennepplant. Dit standpunt was duidelijk en onderbouwd gepresenteerd tijdens de zitting, maar het Hof had nagelaten om de redenen voor de afwijking van dit standpunt expliciet te vermelden. Dit verzuim werd door de Hoge Raad als een schending van artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering aangemerkt, wat leidde tot de nietigheid van de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door de rechterlijke instanties, vooral in zaken die betrekking hebben op ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.