ECLI:NL:HR:2009:BG3460
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Betekening van dagvaarding in Suriname en de toepassing van verdragsbepalingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de betekening van een dagvaarding aan een verdachte die in Suriname woonachtig is. De verdachte had beroep ingesteld tegen de rechtsgeldigheid van de dagvaarding, die volgens haar niet op de juiste wijze was betekend. De Hoge Raad oordeelt dat de verzending van de dagvaarding aan de verdachte in Suriname niet heeft plaatsgevonden volgens de vereisten van het verdrag tussen Nederland en Suriname. De Hoge Raad verwijst naar artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de uitreiking van de dagvaarding in het buitenland moet geschieden met inachtneming van het toepasselijke verdrag. In dit geval had de dagvaarding per aangetekend schrijven verzonden moeten worden, zoals voorgeschreven in artikel 14 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig. De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening in internationale rechtshulp en de noodzaak om verdragsbepalingen te respecteren.