ECLI:NL:HR:2009:BG3460

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01633/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • W.F. Groos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van dagvaarding in Suriname en de toepassing van verdragsbepalingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de betekening van een dagvaarding aan een verdachte die in Suriname woonachtig is. De verdachte had beroep ingesteld tegen de rechtsgeldigheid van de dagvaarding, die volgens haar niet op de juiste wijze was betekend. De Hoge Raad oordeelt dat de verzending van de dagvaarding aan de verdachte in Suriname niet heeft plaatsgevonden volgens de vereisten van het verdrag tussen Nederland en Suriname. De Hoge Raad verwijst naar artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de uitreiking van de dagvaarding in het buitenland moet geschieden met inachtneming van het toepasselijke verdrag. In dit geval had de dagvaarding per aangetekend schrijven verzonden moeten worden, zoals voorgeschreven in artikel 14 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig. De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening in internationale rechtshulp en de noodzaak om verdragsbepalingen te respecteren.

Uitspraak

17 februari 2009
Strafkamer
nr. 01633/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 juni 2006, nummer 22/006149-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.L. Gijsberts, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering van deze straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de in de bestreden uitspraak besloten liggende beslissing dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2. De aan de Hoge Raad ter beschikking staande stukken houden, het volgende in.
(i) Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 29 mei 2006, houdt in dat
- de dagvaarding in hoger beroep op 13 maart 2006 is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te Den Haag "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is"; en
- de dagvaarding op 13 maart 2006 als gewone brief is verzonden naar het adres [a-straat 1] te [plaats].
(ii) Aan genoemde akte van uitreiking is een GBA-overzicht gehecht dat inhoudt "datum aanvraag document: 13-03-2006" en waarin is vermeld dat de verdachte vanaf 6 januari 2006 staat ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [plaats].
(iii) Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 29 mei 2006 houdt in dat de verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats hier te lande heeft, dat zij niet ter terechtzitting is verschenen en dat het Hof tegen haar verstek verleent.
2.3. Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende verdragsbepalingen van belang:
- Art.14, eerste lid, van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken, gesloten te 's-Gravenhage op 27 augustus 1976 (Trb. 1976, 143), verder: de Overeenkomst, welke bepaling luidt:
"De processtukken en de rechterlijke beslissingen, die moeten worden meegedeeld aan personen die zich op het grondgebied van een der Partijen bevinden, worden hun toegezonden hetzij rechtstreeks bij aangetekend schrijven door de bevoegde autoriteiten of deurwaarders, hetzij door bemiddeling van het bevoegd parket van de aangezochte Partij."
- Art. 1, eerste lid, van het Protocol houdende bijzondere voorzieningen inzake de op 27 augustus 1976 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken, gesloten te 's-Gravenhage op 18 mei 1993 (Trb. 1993,87), verder: het Protocol, welke bepaling luidt:
"1. Een verzoek tot uitlevering of rechtshulp op basis van de Overeenkomst zal uitsluitend door de Ministers van Justitie van Partijen worden verzonden en worden beantwoord. Elk verzoek wordt schriftelijk gedaan."
2.4. Het middel berust primair op de stelling dat de verzending van de dagvaarding als gewone brief naar het adres van de verdachte niet heeft plaatsgehad op de wijze als voorgeschreven in art. 1, eerste lid, van het Protocol.
2.5. Uit de Toelichtende Nota bij het hiervoor genoemde Protocol - zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder nr. 6 sub c - volgt dat art. 1, eerste lid, van het Protocol betrekking heeft op verzoeken tot rechtshulp. In het slot van die toelichting is opgemerkt dat met de in het Protocol opgenomen bijzondere voorzieningen "wordt afgeweken van de artikelen 8 en 17 van de Overeenkomst". Art. 14 van de Overeenkomst wordt niet genoemd, zodat moet worden aangenomen dat het Protocol dienaangaande geen afwijkingen van de Overeenkomst bevat.
De opvatting dat art. 1, eerste lid, van het Protocol te dezen toepasselijk is, is onjuist. In zoverre faalt het middel.
2.6. Voor zover het middel bedoelt te klagen dat de verzending van de dagvaarding aan het adres van de verdachte in Suriname op grond van art. 14 van de Overeenkomst per aangetekend schrijven in plaats van bij gewone brief had dienen te geschieden, slaagt het. Ingevolge art. 588, tweede lid, Sv dient de uitreiking van de dagvaarding in een geval waarin van de geadresseerde een woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, voor zover een verdrag van toepassing is, te geschieden met inachtneming van dat verdrag. Dat brengt voor dit geval mee dat de dagvaarding overeenkomstig art. 14 van de Overeenkomst bij aangetekend schrijven had dienen te worden verzonden.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad zal de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 17 februari 2009.