ECLI:NL:HR:2009:BG1651
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de wetenschap dat het goed van misdrijf afkomstig was in cassatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 20 juli 2007 is gewezen. De verdachte, geboren in 1969, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland ten tijde van de betekening van de aanzegging. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. G.P. Hamer en mr. M.J.C. Zuurbier. De Advocaat-Generaal, de heer Knigge, heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel van cassatie niet kan leiden tot cassatie. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
Het arrest is uitgesproken op 10 februari 2009 door de vice-president F.H. Koster, samen met de vice-president A.J.A. van Dorst en raadsheer J.W. Ilsink. De waarnemend griffier J.D.M. Hart was aanwezig bij de uitspraak. Dit arrest betreft de beoordeling van de wetenschap van de verdachte dat het goed van misdrijf afkomstig was, wat een cruciaal aspect is in het strafrecht.