ECLI:NL:HR:2009:BF1222
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Verblijf ongewenst verklaarde vreemdeling in Nederland en klachten over verwerping van beroep op overmacht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 9 maart 2007 uitspraak deed in de strafzaak tegen een verdachte die in Nederland verblijft maar ongewenst is verklaard. De verdachte, geboren in 1948, was ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in detentieboten te Dordrecht. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.R. Kellermann. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat alleen middelen van cassatie die voldoen aan de wettelijke vereisten in aanmerking komen voor onderzoek. Dit houdt in dat er een stellige en duidelijke klacht moet zijn over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad oordeelt dat de aangeduide klacht niet aan deze vereisten voldoet, waardoor deze onbesproken moet blijven.
Het arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster, met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen. De uitspraak vond plaats op 20 januari 2009. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, zonder dat verdere motivering nodig was, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.