ECLI:NL:HR:2009:BF0931
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingheffing bij gedeeltelijke overdracht van pensioenverplichting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem, die op 14 juni 2007 een eerder opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft gehandhaafd. De zaak betreft een belastingaanslag die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 2002, inclusief heffingsrente en revisierente. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.
De kern van het geschil betreft de belastingheffing over een gedeeltelijke overdracht van een pensioenverplichting. Belanghebbende had in dienstbetrekking gewerkt bij B B.V., waar zij in 1989 een pensioentoezegging had ontvangen. In 2002 heeft de verzekeringsmaatschappij C op verzoek van belanghebbende een deel van de pensioenverplichting overgedragen aan de BV. De vraag die in cassatie aan de orde is, is of de gehele pensioenaanspraak belast moet worden, of slechts het overgedragen gedeelte, gezien het feit dat de BV niet kan worden aangemerkt als een toegelaten verzekeraar volgens de Wet op de loonbelasting 1964.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de gehele pensioenaanspraak tot het belastbare inkomen moet worden gerekend, en dat het middel faalt op de gronden die zijn aangegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 13 maart 2009.