ECLI:NL:HR:2009:BD9214
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over douanerechten en bewijslast bij oorsprong van goederen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende douanerechten. De belanghebbende, X B.V., had in de periode van 1 augustus 2000 tot en met 1 december 2000 douanerechten geheven gekregen op basis van uitnodigingen tot betaling. Deze uitnodigingen waren na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De zaak draait om de vraag of de douaneautoriteiten in Estland een vergissing hebben gemaakt bij het ongeldig verklaren van een certificaat van oorsprong voor boter. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijslast voor de oorsprong van de goederen bij de importeur ligt. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende niet had bewezen dat de boter daadwerkelijk uit Estland afkomstig was, ondanks de overgelegde documenten. De Hoge Raad bevestigde dat de waardering van bewijsmiddelen aan de feitenrechter is voorbehouden en dat de eerdere uitspraak van het Hof niet in strijd was met het recht.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheid van de importeur om de oorsprong van goederen te bewijzen en de beperkingen van cassatie in het toetsen van feitelijke oordelen.