ECLI:NL:HR:2009:BC2868
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Verfijnde fosfaatheffing en de rol van toestemming bij mestafvoer
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de verfijnde fosfaatheffing voor het jaar 1998. De Inspecteur van het Bureau Heffingen had de naheffingsaanslag opgelegd, omdat hij van mening was dat er meer fosfaat was aangevoerd dan door belanghebbende was opgegeven. Na bezwaar van belanghebbende had de Inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd, maar het Hof had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd zoals deze door de Inspecteur was verminderd. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De kern van het geschil betreft de vraag of de hoeveelheid aangevoerde fosfaat moet worden vastgesteld met inachtneming van meststoffen die zonder toestemming van belanghebbende op zijn grond zijn gestort. Het Hof had overwogen dat de wet- en regelgeving geen ruimte biedt voor de opvatting van belanghebbende dat deze meststoffen buiten beschouwing moeten worden gelaten. De Hoge Raad oordeelt echter dat de meststoffen die zonder toestemming zijn gestort, niet als feitelijk afgenomen meststoffen kunnen worden beschouwd. Dit betekent dat de uitspraak van het Hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens gelast de Hoge Raad dat de Staat het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2009.