ECLI:NL:HR:2009:BB0656

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43748
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A-G De Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van omzetbelasting voor buiten de EU gevestigd reisbureau

In deze zaak gaat het om een buiten de EU gevestigd reisbureau dat all-inclusive reizen naar Nederland aanbiedt, zonder een vaste inrichting in Nederland. De belanghebbende treedt op eigen naam en voor eigen rekening op en is daarmee ondernemer in de zin van artikel 7, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). De centrale vraag in deze procedure is of de belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de aan haar in rekening gebrachte Nederlandse omzetbelasting. Dit roept tevens de vraag op of de belanghebbende één of meerdere prestaties jegens derden heeft verricht en waar deze prestaties hebben plaatsgevonden.

De Advocaat-Generaal (A-G) De Wit komt, met inachtneming van eerdere arresten zoals CPP en Levob, tot de conclusie dat de belanghebbende één enkele dienst heeft verricht jegens haar klanten. De klanten willen immers één dienst afnemen, namelijk een volledig verzorgde reis. De A-G stelt dat de prestatie van de belanghebbende niet kan worden gerangschikt onder artikel 9, lid 2, van de Zesde richtlijn, en in het bijzonder sub c daarvan. In plaats daarvan wordt de prestatie geacht in het land van vestiging (buiten de EU) te hebben plaatsgevonden, op grond van artikel 9, lid 1, van de Zesde richtlijn.

De A-G is van mening dat de belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de aan haar in rekening gebrachte Nederlandse omzetbelasting. De bepalingen in artikel 3, lid 2, van de Dertiende richtlijn staan niet in de weg aan deze teruggaaf, aangezien deze bepaling niet in de Wet OB is opgenomen. Bovendien bieden de bepalingen omtrent de teruggaaf van omzetbelasting in de Wet OB slechts algemene regels voor het verkrijgen van recht op teruggaaf. Een niet-EU-ondernemer hoeft, in tegenstelling tot een EU-ondernemer, enkel aan te tonen dat hij ondernemer is in de zin van artikel 7 Wet OB. De A-G concludeert dat de arresten Debouche en Monte Dei Paschi Di Siena niet van toepassing zijn in deze situatie. Tot slot is er geen sprake van een asymmetrisch of selectief beroep op de Zesde richtlijn, aangezien de belanghebbende voor zowel de voldoening als de aftrek van omzetbelasting een beroep doet op de Wet OB.

De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep gegrond te verklaren, maar de uitspraak wordt niet gepubliceerd.

Uitspraak

Uitspraak wordt niet gepubliceerd