ECLI:NL:HR:2009:BA1207
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vaststelling van de plaats van onttrekking bij douanevervoer en de heffing van omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Minister van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De belanghebbende, een B.V. die een vergunning heeft voor een particulier douane-entrepot, was uitgenodigd tot betaling van omzetbelasting via een aanslagbiljet van 12 januari 1998. Na bezwaar tegen deze uitnodiging, handhaafde de Inspecteur zijn besluit. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar en de uitnodiging tot betaling. De Minister ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende niet tijdig bewijs heeft geleverd van de plaats waar de onregelmatigheid van het douanevervoer heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad stelt vast dat de Inspecteur bevoegd was om de omzetbelasting te heffen, omdat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat het douanevervoer op regelmatige wijze is beëindigd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verklaart het beroep van de Minister ongegrond. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig en adequaat bewijs te leveren in douanerechtszaken, vooral in het kader van grensoverschrijdend douanevervoer.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, E.N. Punt en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2009.