ECLI:NL:HR:2008:ZC8117

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2008
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
36236
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • E.N. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verzoek tot toepassing van omzetbelasting en terugwerkende kracht in overeenstemming met gemeenschapsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van Stichting X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 12 mei 2000. De zaak betreft een verzoek van belanghebbende, die op 18 mei 1995 samen met de Stichting A een verzoek indiende bij de Inspecteur om toepassing van artikel 11, lid 1, letter b, aanhef en onder 5°, van de Wet op de omzetbelasting 1968. Dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen op 24 juni 1997, en na bezwaar werd deze afwijzing door het Hof bevestigd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek. De Staatssecretaris heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend. De Advocaat-Generaal J.W. van den Berge heeft op 29 maart 2001 geconcludeerd tot het voorleggen van vragen van Europees recht aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Beide partijen hebben schriftelijk gereageerd op relevante arresten van het Hof van Justitie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door vice-president D.G. van Vliet, samen met de andere rechters, en is een belangrijke uitspraak in het bestuurs- en belastingrecht.

Uitspraak

Nr. 36.236
1 februari 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 12 mei 2000, nr. 1184/98, betreffende na te melden verzoek inzake omzetbelasting.
1. Het geding in feitelijke instantie
Belanghebbende heeft op 18 mei 1995 gezamenlijk met de Stichting A een verzoek aan de Inspecteur gedaan om toepassing van het bepaalde in artikel 11, lid 1, letter b, aanhef en onder 5°, van de Wet op de omzetbelasting 1968. Dit verzoek is door de Inspecteur bij beschikking van 24 juni 1997 afgewezen, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Op 29 maart 2001 heeft de Advocaat-Generaal J.W. van den Berge geconcludeerd tot het voorleggen van vragen van Europees recht aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004, gevoegde zaken Gemeente Leusden en Holin Groep B.V. c.s., C-487/01 en C-7/02, Jurispr. blz. I-02351, BNB 2004/260.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 26 april 2005, Stichting "Goed Wonen", C-376/02, Jurispr. blz. I-03445, V-N 2005/23.16.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 14 december 2007, nr. 34514, V-N 2007/59.18).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2008.