ECLI:NL:HR:2008:BG8870
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake poging tot doodslag met persoonsverwisseling als grond voor herziening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam, dat op 1 juni 2006 was uitgesproken. De aanvrager, geboren in 1958, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor poging tot doodslag. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. M.C. Bekkering, advocaat te Rotterdam, en berust op de stelling dat er sprake is van een persoonsverwisseling. De aanvrager stelt dat de persoon die veroordeeld is, zich heeft bediend van zijn persoonsgegevens.
De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard, op basis van de door de Procureur-Generaal Fokkens genoemde gronden. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden die door de aanvrager zijn gesteld, moeten worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2º van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de aanvrage tot herziening gegrond is, en de Hoge Raad heeft besloten om de tenuitvoerlegging van het vonnis op te schorten of te schorsen.
De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de zaak opnieuw zal worden behandeld en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.