ECLI:NL:HR:2008:BG7047
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem met betrekking tot de Opiumwet
Op 16 december 2008 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft een aanvrage tot herziening van een vonnis dat op 6 juli 2006 was gewezen, waarbij de aanvraagster was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvraagster, geboren in 1987, was op 4 juni 2006 aangehouden op Schiphol en had afstand gedaan van rechtsmiddelen na de veroordeling. De herzieningsaanvraag was ingediend door haar advocaat, mr. E.P.H. van Esser, en berustte op de stelling dat er sprake was van persoonsverwisseling.
De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard, op basis van het feit dat de aanvraagster niet degene was die op 4 juni 2006 was aangehouden. De Hoge Raad oordeelde dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van deze feiten, niet tot veroordeling van de aanvraagster zou zijn gekomen. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling, zoals voorzien in artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Vellinga was dat de aanvrage gegrond verklaard moest worden en dat de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst moest worden. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing bevestigd dat er sprake was van een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering, wat leidde tot de gegrondverklaring van de herzieningsaanvraag.