ECLI:NL:HR:2008:BG6980

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00450
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in pachtzaak na vernietiging door gerechtshof

In deze zaak heeft [eiser] op 17 maart 2006 een verzoekschrift ingediend bij de pachtkamer van de rechtbank Utrecht om de pachtovereenkomst met [verweerder] te verlengen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en de pachtovereenkomst verlengd tot 1 juni 2013. [Verweerder] heeft echter hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 20 november 2007 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en de pachtovereenkomst heeft beëindigd. Hierop heeft [eiser] cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 134 van de Pachtwet arresten en beschikkingen van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem niet vatbaar zijn voor cassatie. De wetgeving rondom pacht is op 1 september 2007 gewijzigd, maar de nieuwe procesrechtelijke bepalingen sluiten cassatieberoep niet uit. De Hoge Raad concludeert dat de overgangsbepalingen van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn, waardoor [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn beroep.

De Hoge Raad heeft [eiser] bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 348,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 19 december 2008.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
08/00450
EV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
[Verweerder],
Wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 maart 2006 ter griffie van de pachtkamer van de rechtbank Utrecht, sector kanton, ingediend verzoekschrift tot pachtverlenging heeft [eiser] zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, om de pachtovereenkomst tussen [eiser] als pachter en [verweerder] als verpachter te verlengen met de wettelijke duur van 6 jaren derhalve tot 1 juni 2013, zulks met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure.
[Verweerder] heeft het verzoek bestreden.
De pachtkamer heeft, na comparitie van partijen en plaatsopneming, bij beschikking van 18 april 2007 de pachtovereenkomst met de wettelijke duur van 6 jaren, derhalve tot 1 juni 2013, verlengd.
Tegen deze beschikking heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij beschikking van 20 november 2007 heeft het hof, na mondelinge behandeling, de bestreden beschikking van de pachtkamer van de rechtbank Utrecht, sector kanton, van 18 april 2007 vernietigd, de pachtovereenkomst tussen [verweerder] en [eiser] beëindigd en de ontruimingstermijn vastgesteld op 10 maanden na de datum van deze beschikking.
De beschikking van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser], en verzocht het beroep voor het overige te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de eiser tot cassatie in het namens hem ingestelde cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover in cassatie van belang, om het volgende.
[Eiser] heeft op 17 maart 2006 als pachter verlenging verzocht van de met [verweerder] als verpachter bestaande pachtovereenkomst. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen. Op het door [verweerder] op 23 mei 2007 ingestelde hoger beroep heeft het hof bij beschikking van 20 november 2007 de beschikking van de rechtbank vernietigd, en, kort gezegd, de pachtovereenkomst beëindigd.
[Eiser] heeft cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van het hof. [Verweerder] heeft aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk is in dit beroep.
3.2 Ingevolge art. 134 Pachtwet zijn arresten en beschikkingen van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem niet vatbaar voor cassatie. Op 1 september 2007 is de Wet van 26 april 2007, Stb. 163, in werking getreden, waarbij de Pachtwet werd ingetrokken en titel 5 van Boek 7 BW (Pacht) werd ingevoerd. De bij dezelfde wet ingevoerde en eveneens op 1 september 2007 in werking getreden procesrechtelijke bepalingen voor pachtzaken (art. 1019j-1019v Rv.) sluiten cassatieberoep niet uit. De Wet van 26 april 2007, Stb. 163, bevat geen overgangsbepalingen. Blijkens de parlementaire geschiedenis zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 heeft de wetgever bedoeld dat voor lopende procedures de algemene in verband met de Boeken 3-8 geldende overgangsbepaling van art. 74 van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek zal gelden, zodat het van toepassing worden van de hiervoor bedoelde procesrechtelijke bepalingen geen gevolg zal hebben voor eventuele rechtsmiddelen. [eiser] is derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 348,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.