ECLI:NL:HR:2008:BG6980
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in pachtzaak na vernietiging door gerechtshof
In deze zaak heeft [eiser] op 17 maart 2006 een verzoekschrift ingediend bij de pachtkamer van de rechtbank Utrecht om de pachtovereenkomst met [verweerder] te verlengen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en de pachtovereenkomst verlengd tot 1 juni 2013. [Verweerder] heeft echter hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 20 november 2007 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en de pachtovereenkomst heeft beëindigd. Hierop heeft [eiser] cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van het hof.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 134 van de Pachtwet arresten en beschikkingen van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem niet vatbaar zijn voor cassatie. De wetgeving rondom pacht is op 1 september 2007 gewijzigd, maar de nieuwe procesrechtelijke bepalingen sluiten cassatieberoep niet uit. De Hoge Raad concludeert dat de overgangsbepalingen van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn, waardoor [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn beroep.
De Hoge Raad heeft [eiser] bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 348,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 19 december 2008.