ECLI:NL:HR:2008:BG6756
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake overtreding van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. N. Hendriksen, had verzocht om herziening van een veroordeling voor overtreding van artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM), gepleegd op 30 april 2003. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe feiten waren die niet tijdens het oorspronkelijke proces aan het licht waren gekomen. De aanvrager stelde dat uit een brief van een assurantiekantoor bleek dat er op de datum van de overtreding een verzekering van kracht was voor de auto in kwestie.
De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld en vastgesteld dat de overgelegde brief niet voldoende bewijs bood voor de stelling van de aanvrager. De brief vermeldde dat de auto op verschillende momenten was afgemeld bij het RDW wegens het niet betalen van de premie, wat de stelling van de aanvrager ondermijnde. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage kennelijk ongegrond was, omdat de nieuwe feiten niet het ernstige vermoeden wekten dat, indien deze feiten eerder bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van substantiële nieuwe feiten voor een succesvolle herziening en de strikte eisen die daaraan worden gesteld.