ECLI:NL:HR:2008:BG6471

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00210
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel tot invordering bestuurlijke dwangsommen en verjaring

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een dwangbevel dat door de toenmalige Gemeente Ambt Montfort, nu Gemeente Roerdalen, is uitgevaardigd op 22 januari 2004 tegen [eiser] in verband met verbeurde dwangsommen. [Eiser] heeft op 5 maart 2004 verzet ingesteld tegen dit dwangbevel en verzocht om het dwangbevel buiten effect te stellen. De Gemeente heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank op 21 juli 2004 het verzet ongegrond verklaarde. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft in een tussenarrest van 20 februari 2007 [eiser] in de gelegenheid gesteld om te reageren op bepaalde stellingen en producties. In zijn akte van 3 april 2007 heeft [eiser] zich beroepen op verjaring van de dwangsommen.

Het hof heeft in zijn eindarrest van 18 september 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarop [eiser] cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en geoordeeld dat de verjaring van de dwangsommen is geslaagd. De Hoge Raad oordeelt dat de stuitingshandelingen die door de Gemeente zijn aangevoerd, niet als zodanig kunnen worden aangemerkt, omdat zij niet voldoen aan de vereisten van een schriftelijke aanmaning of mededeling. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en het vonnis van de rechtbank, verklaart het verzet van [eiser] gegrond en stelt het dwangbevel buiten werking. Tevens wordt de Gemeente veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

12 december 2008
Eerste Kamer
08/00210
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
DE GEMEENTE ROERDALEN, voorheen Gemeente Ambt Montfort,
zetelende te St. Odiliënberg, Gemeente Roerdalen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
In verband met verbeurde dwangsommen heeft de toenmalige Gemeente Ambt Montfort, rechtsvoorgangster van de Gemeente (hierna eveneens aangeduid als de Gemeente), op 22 januari 2004 tegen [eiser] een dwangbevel uitgevaardigd.
[Eiser] heeft bij exploot van 5 maart 2004 verzet ingesteld tegen het dwangbevel en gevorderd het dwangbevel buiten effect te stellen.
De Gemeente heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 21 juli 2004 het verzet ongegrond verklaard.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 20 februari 2007 heeft het hof [eiser] in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de in rov. 4.5.1 van zijn tussenarrest genoemde stellingen en producties. [Eiser] heeft zich bij akte van 3 april 2007 uitgelaten zoals bedoeld in het arrest van het hof. Hij heeft zich daarbij tevens beroepen op verjaring. Hierna heeft het hof bij eindarrest van 18 september 2007 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Gemeente is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van het bestreden arrest met afdoening als onder 4.3 van de conclusie vermeld.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het middel klaagt over de verwerping door het hof van het betoog van [eiser] dat de hem door de Gemeente opgelegde dwangsommen, voor zover door hem op 19, 20, 22 en 23 maart 2003 verbeurd, door het verloop van de in art. 5:35 Awb bedoelde termijn van zes maanden zijn verjaard. De klacht is gegrond. Het hof is ervan uitgegaan dat de verjaring gestuit is op 24 maart 2003 en vervolgens opnieuw is gestuit op 21 oktober 2003. Terecht wijst het middel erop dat de verjaring, zo die op 24 maart 2003 is gestuit, op 21 oktober 2003 niet opnieuw kan zijn gestuit, omdat de op 25 maart 2003 aangevangen nieuwe verjaringstermijn van zes maanden op 21 oktober 2003 reeds was verstreken, en dat dat ook het geval is wanneer ervan moet worden uitgegaan dat de nieuwe verjaringstermijn op 1 april 2003 (de dag waarop de op 24 maart 2003 gedateerde brief van de Gemeente waarbij de dwangsommen werden opgeëist werd verzonden), althans zeer kort daarna, is aangevangen.
3.2 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. De Gemeente heeft in nr. 5 van haar antwoordakte van 29 mei 2007 als stuitingshandelingen die eraan in de weg zouden kunnen staan dat de dwangsommen op 21 oktober 2003 reeds waren verjaard, vermeld (a) dat de vordering tot betaling van de dwangsom aan de orde is geweest bij de hoorzitting van de Commissie Bezwaarschriften op 14 april 2003, (b) dat de verbeurdverklaring van de boete in het advies van die Commissie, eveneens van 14 april 2003, aan de orde is geweest, terwijl (c) de beslissing van de Gemeente van 14 oktober 2003 op het bezwaarschrift opnieuw de kwestie aan de orde stelde. De handelingen (a) en (b) kunnen evenwel de verjaring niet hebben gestuit , omdat zij niet aangemerkt kunnen worden als een schriftelijke aanmaning van of namens de Gemeente noch ook als een schriftelijke mededeling van of namens de Gemeente waarin deze zich jegens [eiser] ondubbelzinnig haar recht op de verbeurde dwangsommen voorbehield.
Bij deze stand van zaken behoeft de vraag of de beslissing van 14 oktober 2003 van de Gemeente op het bezwaarschrift een stuitingshandeling oplevert geen beantwoording, omdat reeds voor die datum een termijn van zes maanden, aanvangende op 25 maart of 1 april 2003 of zeer kort daarna, was verstreken. Het beroep op verjaring slaagt derhalve. De vordering van [eiser] moet worden toegewezen als hierna vermeld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 september 2007;
vernietigt het vonnis van de rechtbank Roermond van 21 juli 2004;
verklaart het verzet van [eiser] tegen het op 22 januari 2004 tegen hem uitgevaardigde dwangbevel en de tenuitvoerlegging daarvan gegrond en stelt dit dwangbevel buiten werking;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot:
in eerste aanleg op € 1.104,78;
in hoger beroep op € 1.635,78;
in cassatie op € 442,81 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 december 2008.