ECLI:NL:HR:2008:BG6318
Hoge Raad
- Herziening
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek wegens gebrek aan bewijs van persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. S.M.C. van Beek, stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling. De aanvrager was eerder veroordeeld voor medeplegen van poging tot oplichting en had een gevangenisstraf van vijf weken opgelegd gekregen. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op een verklaring van de broer van de aanvrager, waarin deze stelde dat hij zich ten onrechte had uitgegeven voor de aanvrager tijdens een politieondervraging op 5 februari 2002. De broer had in het verleden de persoonsgegevens van de aanvrager gebruikt, maar de Hoge Raad oordeelde dat de overgelegde verklaring niet voldoende bewijs bood dat dit ook op de relevante datum was gebeurd.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening ongegrond was, omdat de stellingen van de aanvrager niet het ernstige vermoeden wekten dat er op 5 februari 2002 sprake was van een persoonsverwisseling. De Hoge Raad benadrukte dat de omstandigheden die voor herziening in aanmerking komen, moeten zijn gestaafd met bewijs dat niet eerder bekend was tijdens de oorspronkelijke rechtszaak. Aangezien de verklaring van de broer niet aantoonde dat hij op de relevante datum de persoonsgegevens van de aanvrager had gebruikt, werd de aanvrage afgewezen. De beslissing van de Hoge Raad werd genomen door de president en twee raadsheren, en de uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier.