ECLI:NL:HR:2008:BG6285
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake detentie-ongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 5 februari 2007 heeft geoordeeld in een strafzaak. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A. Klaassen. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, omdat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 9 december 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie wordt verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de toepassing van de relevante juridische normen in deze strafzaak.