ECLI:NL:HR:2008:BG5986

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43024
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.W. van den Berge
  • C. Schaap
  • J.W.M. Tijnagel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en fictieve dienstbetrekking

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 22 maart 2006, nr. 04/01762, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd, alsmede een boete van 25 procent. Na bezwaar tegen deze aanslag en boete, handhaafde de Inspecteur zijn beslissing. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur voor wat betreft de boete, maar handhaafde de naheffingsaanslag. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.

In cassatie betoogde belanghebbende dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen hem en de personen die werkzaamheden verrichtten aan door hem verhuurde panden. De Hoge Raad oordeelde dat het betoog van belanghebbende niet tot cassatie kon leiden, omdat het belang ontbeert. Het Hof had geoordeeld dat de werkzaamheden, indien deze niet in privaatrechtelijke dienstbetrekking waren verricht, tot stand waren gekomen op basis van een overeenkomst tot aanneming van werk door personen die niet handelden in de uitoefening van een onderneming. Dit oordeel was zelfstandig en gaf geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2008.

Uitspraak

nr. 43024
5 december 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 22 maart 2006, nr. 04/01762, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete van 25 percent. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor wat betreft de boete en de boetebeschikking vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Belanghebbende betoogt in cassatie dat geen sprake is geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen hem en de personen die in zijn opdracht werkzaamheden hebben verricht aan door hem verhuurde panden.
3.2. Het betoog van belanghebbende kan niet tot cassatie leiden, omdat het belang ontbeert. Het Hof heeft in onderdeel 4.5 van zijn uitspraak geoordeeld dat de onderhavige werkzaamheden, zo deze niet in privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn verricht, tot stand zijn gebracht ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk door personen die niet handelden in de uitoefening van een onderneming, en voorts dat geen sprake is van werkzaamheden in de persoonlijke of huishoudelijke sfeer. Dit oordeel draagt 's Hofs beslissing zelfstandig. Het geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. De tegen dit oordeel gerichte klachten falen derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2008.