ECLI:NL:HR:2008:BG5985
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Verzekering voor volksverzekeringen tijdens werkloosheid en buitenlandse werkzaamheden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vraag of belanghebbende recht had op vrijstelling van premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. Belanghebbende, die het gehele jaar 2002 in Nederland woonachtig was, had in januari 2002 werkzaamheden verricht voor een in Luxemburg gevestigde werkgever. In februari 2002 was hij werkloos, waarna hij van maart tot en met december 2002 in dienst was van een in Nederland gevestigde werkgever, waarbij hij uitsluitend werkzaamheden in het buitenland verrichtte.
De Inspecteur had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, die na bezwaar was verminderd. Het Gerechtshof te Amsterdam verklaarde het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond. Belanghebbende stelde cassatie in tegen deze uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad oordeelde dat de primaire klacht van belanghebbende, dat hij in het gehele jaar 2002 niet verzekerd en dus niet premieplichtig was voor de volksverzekeringen, niet tot cassatie kon leiden. Dit omdat de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De subsidiaire klacht, dat hij gedurende februari 2002 niet verzekerd was, faalde eveneens. De Hoge Raad concludeerde dat de maand februari 2002 niet kon worden aangemerkt als een 'onderbreking van de arbeid', omdat belanghebbende na deze maand zijn arbeid verrichtte uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland gevestigde werkgever.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.