ECLI:NL:HR:2008:BG5663

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11095 Hs
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens diefstal door middel van braak in een apotheek met geuridentificatieproeven

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2008 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van de aanvrager, die was veroordeeld voor diefstal door middel van braak in een apotheek. De aanvrager stelde dat de geuridentificatieproeven, die in zijn zaak waren uitgevoerd, onbetrouwbaar waren en dat dit een omstandigheid was die tot vrijspraak had moeten leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, ook zonder de resultaten van de geuridentificatieproeven, voldoende bewijs aanwezig was om de aanvrager als een van de daders van de inbraak aan te wijzen. De feiten van de zaak omvatten een inbraak in de nacht van 19 oktober 2003, waarbij computers werden gestolen. De politie had verschillende verdachten aangehouden, waaronder de aanvrager, en er waren diverse bewijsmiddelen verzameld, zoals getuigenverklaringen en technisch onderzoek. De Hoge Raad concludeerde dat er geen ernstig vermoeden bestond dat de aanvrager vrijgesproken zou zijn als de rechter op de hoogte was geweest van de onregelmatigheden rondom de geuridentificatieproeven. De aanvrage tot herziening werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

2 december 2008
Strafkamer
nr. 07/11095 Hs
RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 26 juli 2005, parketnummer 16/351390-03, ingediend door mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat zijn zaak destijds niet tot een veroordeling zou hebben geleid indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en wijze van uitvoering van de geuridentificatieproef.
3. Achtergrond van de aanvrage
Het is de Hoge Raad ambtshalve bekend dat door het openbaar ministerie aan een groot aantal onherroepelijk veroordeelden bij brief een mededeling is gedaan omtrent mogelijk onjuist uitgevoerde geuridentificatieproeven in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 door speurhondengeleiders van de geurhondendienst van Noord- en Oost-Gelderland. In deze periode zou de speurhondengeleider tijdens het afnemen van de geuridentificatieproef regelmatig, in afwijking van het vastgestelde protocol, vooraf op de hoogte zijn geweest van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. Het openbaar ministerie heeft geïnventariseerd in welke zaken gebruik is gemaakt van een dergelijke, mogelijk onjuist uitgevoerde, geuridentificatieproef, en daarop bovenvermelde mededeling bij brief aan de betrokkenen gedaan. De onderhavige aanvrage is kennelijk naar aanleiding van deze mededeling ingediend.
4. Aan de beoordeling van de aanvrage voorafgaande beschouwing
4.1. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent, hetgeen met zich brengt dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat aldus moet worden aangenomen dat het resultaat van de geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest (vgl. HR 22 april 2008, LJN BC 8789).
4.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat onder een "minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder wordt niet verstaan de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
4.3. Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager terzake zou hebben vrijgesproken. In dat geval is derhalve sprake van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv.
5. Beoordeling van de aanvrage
5.1. Het vonnis waarvan herziening wordt gevraagd betreft een veroordeling van de aanvrager ter zake van een op 19 oktober 2003 te Breukelen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, gepleegde diefstal door middel van braak uit een bedrijfspand.
5.2. De Politierechter heeft volstaan met een "Aantekening mondeling vonnis". Voorts bevindt zich bij de aan de Hoge Raad ter beschikking staande stukken geen proces-verbaal van de terechtzitting van de Politierechter. Uit de stukken van het dossier waarover de Hoge Raad de beschikking heeft, kan ten aanzien van het bewijs van het tenlastegelegde - zakelijk weergegeven - het volgende worden afgeleid.
(i) In de nacht van 19 oktober 2003 is in Apotheek [A] aan de [a-straat 1] te [plaats] ingebroken, waarbij onder meer zes computers zijn weggenomen. De daders zijn de apotheek binnengekomen door een ruit van de geheel uit glas bestaande achterzijde van het pand in te slaan. De eigenaresse [slachtoffer] heeft hiervan aangifte gedaan. (Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina's 054-056). Bij technisch onderzoek van het pand bleek dat de bedrading van computerkasten was doorgeknipt. In het pand is een combinatietang aangetroffen die volgens de aangeefster niet in de winkel hoorde. Aan de onderzijde van de achterdeur werden indruksporen van een 13 mm schroevendraaier aangetroffen. Op de uitgenomen glasscherven werd na onderzoek zichtbaar dat de daders zeer waarschijnlijk met dunne plastic handschoenen hadden gewerkt. (Proces-verbaal, doorgenummerde dossierpagina's 059-060).
(ii) Op 19 oktober 2003 omstreeks 03.59 uur kreeg de politie een melding dat door enkele jongens met stokken werd geslagen tegen de ruiten van een apotheek aan de [a-straat] te [plaats]. Aldaar aangekomen zagen de opsporingsambtenaren een persoon gekleed in een witte broek vanuit de richting van de apotheek weglopen naar een kleine witte personenauto die geparkeerd stond aan de [a-straat]. Tevens zagen zij een Opel Kadett voorzien van kenteken [AA-00-BB] met gedoofde verlichting wegrijden richting de Straatweg. De opsporingsambtenaren hebben de achtervolging ingezet op de Opel Kadett die, nadat het stopteken van de politie genegeerd was, na een korte achtervolging op een aan de Huyck Aertsenstraat geparkeerde personenauto botste. De twee inzittenden zijn vervolgens uit de Opel Kadett gestapt en weggerend. Bij onderzoek van de Opel Kadett bleek dat de kap onder het stuur van het voertuig was losgetrokken en de bedrading was doorverbonden. Ook ontbrak het rechtervoorportierslot. In de auto lagen ongeveer vijf computerkasten; op een aantal daarvan was een sticker geplakt met het opschrift 'Apotheek [A]'. (Proces-verbaal, doorgenummerde dossierpagina's 043-045). De Opel Kadett bleek op 19 oktober 2003 tussen 02.00 uur en 09.00 uur te zijn gestolen vanaf de Orttswarande te Breukelen. Het slot van de auto lag aldaar op de grond. Aan de beschadigingen te zien is een schroevendraaier in het slot gestoken en is het slot met geweld eruit gerukt. (Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina's 061-063).
(iii) In de nacht van 19 oktober 2003 hebben diverse eenheden van de politie in verband met de inbraak in de apotheek de omgeving afgezocht. Op een gegeven moment kwam bij de politie een melding binnen dat twee jongens slechts gekleed in een trui over het Zandpad te Breukelen liepen. De opsporingsambtenaren die ter plaatse waren, hebben twee jongens die aan het signalement voldeden staande gehouden in afwachting van de opsporingsambtenaren die betrokken waren bij de achtervolging van de Opel Kadett. Deze laatstbedoelde opsporingsambtenaren hebben bij aankomst bevestigd dat zij de twee jongens herkenden als de personen die zij uit de Opel Kadett hebben zien vluchten. (Proces-verbaal, doorgenummerde dossierpagina's 045 en 047). Vervolgens zijn deze personen, die bleken te zijn genaamd [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], om 05.10 uur aangehouden. (Processen-verbaal van aanhouding, doorgenummerde dossierpagina's 016 en 023).
(iv) Op 19 oktober 2003 omstreeks 05.15 uur zagen opsporingsambtenaren over het Zandpad te Breukelen een witte Suzuki Alto voorzien van kenteken [CC-00-DD] rijden, gaande in de richting Maarssen. Omdat was doorgegeven dat bij de inbraak in de apotheek ook een kleine witte auto was gezien, is dit voertuig stil gehouden. Beide inzittenden bleken te voldoen aan het signalement dat was opgegeven door de eenheid die bij de inbraak ter plaatse was geweest en zijn hierop om 05.19 uur aangehouden. Het betrof de aanvrager en [medeverdachte 3]. De aanvrager droeg een witte joggingbroek, een witte joggingtrui, witte sokken en rood/witte sportschoenen. (Processen-verbaal, doorgenummerde dossierpagina's 049-050 en 051 en Processen-verbaal van aanhouding, doorgenummerde dossierpagina's 029 en 037).
(v) Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] ging herhaaldelijk zijn mobiele telefoon af. Hierop is zijn telefoon gecontroleerd en het bleek dat hij steeds gebeld was door een zekere '[medeverdachte 3]' (Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 046). De verkeersgegevens van de mobiele telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn vervolgens gecontroleerd. Uit die gegevens blijkt onder meer dat met de telefoon van [medeverdachte 3] op 19 oktober 2003 tussen 04.12 uur en 05.33 uur vijf maal gebeld is naar '[medeverdachte 1]' en dat tussen 01.23 uur en 05.22 uur vijf maal een oproep is ontvangen van '[medeverdachte 1]'. Uit deze gegevens blijkt ook dat met de telefoon van [medeverdachte 1] op 19 oktober 2003 tussen 01.51 uur en 05.23 uur vijf maal gebeld is naar '[medeverdachte 3]', dat op 19 oktober 2003 tussen 02.27 uur en 04.55 uur vijf maal een oproep is ontvangen van '[medeverdachte 3]' en dat op 19 oktober 2003 tussen 05.12 uur en 05.25 uur vijf maal een oproep is gemist van '[medeverdachte 3]' (Proces-verbaal, doorgenummerde dossierpagina's 098-111).
(vi) In de witte Suzuki Alto met kenteken [CC-00-DD] is een set schroevendraaiers voorzien van oranjekleurig handvat gevonden. Eén schroevendraaier ontbrak uit deze set. Bij onderzoek van de hiervoor genoemde Opel Kadett is een schroevendraaier gevonden die qua kleur en formaat past in de schroevendraaierset die gevonden is in de Suzuki Alto. (Proces-verbaal, doorgenummerde dossierpagina 009). De eigenaar van de Opel Kadett heeft verklaard dat dergelijk gereedschap niet in zijn auto heeft gelegen op het moment van de diefstal. (Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpagina 067). Op de achterbank van de Suzuki Alto lag een jas met plastic handschoenen en in de kofferruimte een bijlhamer. (Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 053).
(vii) De aanvrager heeft verklaard dat hij een witte Suzuki Alto heeft, waarmee hij samen met [medeverdachte 3], die met hem is aangehouden, op 19 oktober 2003 heeft gereden. (Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpagina's 091-094).
(viii) De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij in de nacht van 19 oktober 2003 als passagier in de kleine witte auto van zijn vriend [aanvrager] heeft gereden en dat hij beschikt over een mobiele telefoon. (Processen-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpagina's 084-087). Hij heeft voorts verklaard dat hij die nacht met zijn GSM heeft gebeld met [medeverdachte 2] en met [medeverdachte 1]. (Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpagina's 187-188).
(ix) De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vanaf 18 oktober 2003 's avonds tot zijn aanhouding in de nacht van 19 oktober 2003 samen is geweest met [medeverdachte 2], dat hij op enig moment gedurende die avond en nacht de hem bekende [medeverdachte 3] en een jongen die hij kent als [...] heeft gezien in een witte Suzuki Alto, dat hij over een mobiele telefoon beschikt, dat hij in de nacht van 19 oktober 2003 verschillende keren met [medeverdachte 3] en met [medeverdachte 2] heeft gebeld en dat hij ook door [medeverdachte 3] is gebeld. (Processen-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina's 069-077).
[Medeverdachte 1] heeft voorts het volgende verklaard. Samen met [medeverdachte 2] heeft hij op 19 oktober 2003 te Breukelen een Opel Kadett opengebroken en is daarmee gaan rijden. Omstreeks 03.30 uur heeft hij ingebroken in de apotheek. Daarbij heeft hij onder meer een schroevendraaier gebruikt, die uit het setje was gehaald van aanvragers Alto. [Medeverdachte 2] stond op de uitkijk en heeft geholpen door met een breekijzer een raam open te breken. Zij hebben ongeveer zes computerkasten in de Opel Kadett gezet en zijn weggereden. Hij heeft een stopteken van de politie genegeerd en is doorgereden. Nadat hij tegen een auto was gebotst, zijn [medeverdachte 2] en hij uitgestapt en gaan rennen. In die tijd is hij gebeld door [medeverdachte 3]. Hij heeft onderweg ook een keer telefonisch met de aanvrager gesproken. Uiteindelijk is hij door de politie aangehouden. (Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpagina's 185-186).
(x) De in verband met betrokkenheid bij de inbraak in de apotheek aangehouden verdachten - de aanvrager, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] - waren op 20 oktober 2003 ingesloten in het cellencomplex van een politiebureau en bevonden zich in vier niet naast elkaar gelegen cellen. De door opsporingsambtenaren beluisterde onderlinge communicatie van de verdachten houdt onder meer in dat de aanvrager schreeuwde: "Heb je verteld dat je ons in Hilversum hebt gezien?" en begon te schelden, waarop [medeverdachte 1] schreeuwde: "Ik heb niet verteld hoe laat jullie daar geweest zijn", dat [medeverdachte 1] schreeuwde: "Schreeuw tegen [medeverdachte 3] dat we naar Hilversum zijn gegaan" en "Zes uur, zes uur", dat de aanvrager schreeuwde: "Telefoon naast hem", dat een van de verdachten schreeuwde "Praat hard, praat hard, wat mogen ze niet vragen?", dat de aanvrager tegen [medeverdachte 1] schreeuwde "Jouw code mogen ze niet vragen", dat [medeverdachte 2] schreeuwde: "Hoe laat zijn wij naar Hilversum gegaan", dat [medeverdachte 1] schreeuwde: "Zes uur waren we daar, als ze je wat vragen, zeg je zes uur", dat [medeverdachte 3] schreeuwde: "Ja, ik heb het gehoord. Maar waar?", dat de aanvrager schreeuwde: "Heb je mij gezien? Je moet zeggen dat je mij niet hebt gezien", waarop [medeverdachte 2] schreeuwde: "Heb ik niet gedaan" en de aanvrager antwoordde: "Goed zo, snap je". (Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina's 095-096).
(xi) Uit door speurhondengeleider [verbalisant 1] werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, op 29 oktober 2003 verrichte geuridentificatieproeven bleek onder meer dat speurhond Max een geurovereenkomst waarnam tussen de in de apotheek veiliggestelde combinatietang en de geurdragers welke waren vastgehouden door de aanvrager (Proces-verbaal geuridentificatieproef).
5.3. Uit de hiervoor weergegeven inhoud van de zich in het dossier bevindende stukken kan met voldoende mate van aannemelijkheid worden afgeleid dat, ook zonder de hiervoor onder (xi) vermelde resultaten van de geuridentificatieproeven in aanmerking te nemen, de aanvrager één van de personen is geweest die de tenlastegelegde inbraak heeft gepleegd.
5.4. Nu het bewezenverklaarde aldus ook zonder de resultaten van de geuridentificatieproeven uit het beschikbare bewijsmateriaal kan worden afgeleid, doet zich niet het hiervoor onder 4.3 bedoelde geval voor, zodat geen sprake is van een ernstig vermoeden dat de Politierechter de aanvrager van dat feit zou hebben vrijgesproken.
De aanvrage is dus kennelijk ongegrond en moet worden afgewezen.
6. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 2 december 2008.