ECLI:NL:HR:2008:BG5441

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11612
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.A.C.A. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aankoopkosten landbouwgrond en landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de behandeling van aankoopkosten van landbouwgrond onder de landbouwvrijstelling. De belanghebbende, een agrarisch ondernemer, had in 2002 landbouwgrond aangekocht voor een bedrag van € 4988 en had deze kosten ten laste van zijn resultaat gebracht. De Inspecteur had echter bij het vaststellen van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van de belanghebbende, het verlies uit werk en woning vastgesteld en de beschikking gehandhaafd na bezwaar. De Rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep gegrond voor het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, maar ongegrond voor het overige. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad oordeelde dat de aankoopkosten van de landbouwgrond als onderdeel van de kostprijs dienen te worden geactiveerd, ook al is de landbouwvrijstelling van toepassing. De Hoge Raad verwierp de stelling van de belanghebbende dat de landbouwvrijstelling als een brutovrijstelling moet worden beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat de regels van goed koopmansgebruik vereisen dat de aankoopkosten geactiveerd worden. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

Nr. 07/11612
28 november 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 10 augustus 2007, nr. 06/00147, betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
1. Het geding in feitelijke instanties
De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende voor het jaar 2002, het bedrag van het verlies uit werk en woning van dat jaar bij beschikking vastgesteld.
Belanghebbende is tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het door hem tegen deze beschikking gemaakte bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank te Arnhem.
Nadien heeft de Inspecteur alsnog uitspraak gedaan op het bezwaar, bij welke uitspraak de beschikking is gehandhaafd.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover dit is gericht tegen het niet tijdig doen van de uitspraak op bezwaar en, naar de Hoge Raad verstaat, voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende exploiteert een agrarische onderneming (een fruitteeltbedrijf). In het onderhavige jaar heeft hij landbouwgrond gekocht. De aankoopkosten beliepen een bedrag van € 4988. Belanghebbende heeft het bedrag van de aankoopkosten ten laste van zijn resultaat over 2002 gebracht.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de tekst noch de totstandkomingsgeschiedenis van het sedert 27 juni 2000 geldende landbouwvrijstellingsregime aanknopingspunten biedt voor de juistheid van de stelling dat de landbouwvrijstelling niet langer als een netto- maar als een brutovrijstelling moet worden beschouwd. Daarbij heeft het Hof verworpen het betoog van belanghebbende dat het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2002, nr. 37021, BNB 2002/262, van overeenkomstige toepassing is op de landbouwvrijstelling zoals die geldt vanaf 27 juni 2000. Het Hof heeft aan deze oordelen de conclusie verbonden dat belanghebbende - overeenkomstig de regels van goed koopmansgebruik - gehouden is de aankoopkosten als onderdeel van de kostprijs van de landbouwgrond te activeren en dat die aankoopkosten niet ten laste van het resultaat van het onderhavige jaar gebracht kunnen worden.
3.3. Voor zover de klachten deze oordelen bestrijden, kunnen zij reeds op grond van het navolgende niet tot cassatie leiden.
De aankoopkosten van grond dienen tot de kostprijs van die grond te worden gerekend en mitsdien te worden geactiveerd. Dit is niet anders indien ter zake van die grond de landbouwvrijstelling van toepassing is. Deze vrijstelling leidt er immers toe dat bij verkoop van de grond slechts een in artikel 3.12 van de Wet IB 2001 omschreven waardeverandering van de grond wordt vrijgesteld.
3.4. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2008.