ECLI:NL:HR:2008:BG4824
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van advocaat voor schade in het kader van beroepsuitoefening
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een advocaat, hier aangeduid als belanghebbende, voor schade die is veroorzaakt in het kader van zijn beroepsuitoefening. De belanghebbende had een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd gekregen voor het jaar 2003. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de voorlopige aanslag verminderd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende gemotiveerd heeft vastgesteld dat de belanghebbende als privépersoon schade heeft veroorzaakt jegens een derde partij, aangeduid als B. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende binnen de grenzen van aanvaardbaar gedrag van beroepsgenoten heeft gehandeld. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De zaak is van belang voor de vraag in hoeverre een advocaat aansprakelijk kan worden gesteld voor schade die voortvloeit uit zijn beroepsuitoefening, en welke criteria daarbij in acht moeten worden genomen. De Hoge Raad benadrukt dat de gedragingen van de belanghebbende voortvloeiden uit zijn beroepsuitoefening en dat de Inspecteur niet heeft aangetoond dat de schade buiten de normale uitoefening van zijn beroep ligt. Dit arrest heeft implicaties voor de aansprakelijkheid van advocaten en de beoordeling van hun handelen in het kader van hun beroepsuitoefening.