ECLI:NL:HR:2008:BG4265

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12735
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk opzet bij aanrijding met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van opzettelijke doodslag op twee personen door met zijn motorvoertuig op hen in te rijden. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte 'vol gas gaf' zonder zich ervan te vergewissen waar de slachtoffers zich bevonden, en dat hij er rekening mee had moeten houden dat zij zich nog in de buurt van de auto bevonden. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze vaststellingen niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de slachtoffers zich voor de auto zouden bevinden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering bij de vaststelling van opzet in strafzaken, met name in gevallen van voorwaardelijk opzet. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet met redenen was omkleed, waardoor het middel slaagde.

Uitspraak

23 december 2008
Strafkamer
nr. 07/12735
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 27 november 2006, nummer 24/000041-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit en ten aanzien van de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt over het onder 1 bewezenverklaarde opzet.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 03 april 2005, te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn motorvoertuig op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden en hen heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.3. De bewezenverklaring steunt op de volgende tot het bewijs gebezigde verklaringen welke hieronder worden weergegeven voor zover van belang voor de beoordeling van het middel:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
"(...) Ik liep achter de auto langs. Ik liep naar het rechtervoorportier. Ik zei tegen hem, dat ik mijn kind wilde hebben. Ik deed het achterportier open en greep [slachtoffer 2] vast en trok hem uit de auto en ik liep snel in de richting van het tennispark met [slachtoffer 2] in mijn armen. Op dat moment hoorde en zag ik, dat [verdachte] gas gaf. Hij reed met de voorzijde van zijn auto tegen mij aan en ik kwam daardoor op de motorkap van de auto terecht. Ik had [slachtoffer 2] toen nog in mijn armen vast. (...)."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"(...) Ik zag dat [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] uit de auto haalde. Ik zag dat ze wegliep. Zij liep voor de auto langs met [slachtoffer 2] op de arm. Ik zag dat [verdachte] met brullende motor van de auto optrok en tegen [slachtoffer 1] aanreed. Zij viel achterover op de motorkap van de auto. (...)"
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
"(...) Ik zag dat de vrouw met het kind voor de auto langsliep. Ik zag dat de donkerblauwe personenauto naar voren reed op het moment dat de vrouw met het kind op de arm voor de auto langs liep. Ik zag dat de personenauto de vrouw met het kind raakte. Tengevolge hiervan zag ik dat de vrouw over de motorkap van de auto viel. (...)"
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
"(...) Ik zag dat [slachtoffer 1] voor de auto van [verdachte] stond. Ik zag dat zij haar zoontje [slachtoffer 2] in haar armen had. Ik hoorde en zag vervolgens dat [verdachte] vol gas gaf en [slachtoffer 1] en haar kind aanreed. Ik zag dat [slachtoffer 1] samen met haar kind op de motorkap terecht kwam."
2.4. De bestreden uitspraak houdt voorts het volgende in:
"Nadere bewijsoverweging
Op grond van de verklaring van aangeefster - en ex-partner van verdachte - [slachtoffer 1] en de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat verdachte, terwijl aangeefster vlak daarvóór hun zoontje [slachtoffer 2] uit verdachtes auto had gehaald en aangeefster met [slachtoffer 2] op haar arm nog doende was voor de auto langs te lopen, vol gas gaf, zonder zich ervan te vergewissen waar aangeefster en [slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden. Verdachte is vervolgens tegen aangeefster en [slachtoffer 2] aangereden, waardoor zij beiden op de motorkap terechtkwamen en op de grond zijn gevallen. Verdachte had er rekening mee moeten houden dat aangeefster en [slachtoffer 2] zich nog in de buurt van de auto bevonden en dat zij zich nog van die auto moesten verwijderen. Door dit niet te doen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster en hun zoontje ten gevolge van zijn handelen zouden komen te overlijden. Het hof acht op grond daarvan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit bewezen."
2.5. Blijkens hetgeen het Hof, zoals onder 2.4. weergegeven, heeft overwogen, heeft het Hof opzet in de vorm van voorwaardelijk opzet bewezen geacht. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor het in deze zaak bewezenverklaarde opzet is echter niet zonder meer redengevend de vaststelling door het Hof dat de verdachte "vol gas gaf, zonder zich ervan te vergewissen waar aangeefster en [slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden", noch dat hij er "rekening mee had moeten houden" dat zij zich nog in de buurt van de auto bevonden en zich nog van die auto moesten verwijderen. Daaruit volgt immers niet dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de beide slachtoffers zich voor de auto zouden bevinden. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
2.6. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft en dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 23 december 2008.