ECLI:NL:HR:2008:BG3579

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/120HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en bestuurdersaansprakelijkheid in het faillissement van Westland Recycling B.V.

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurders van Westland Recycling B.V. in het kader van een faillissement. Westland Recycling B.V. werd op 22 december 1999 failliet verklaard, waarbij mr. J.W.H. van Wijk werd aangesteld als curator. De curator heeft vervolgens de bestuurders, aangeduid als eisers, gedagvaard en gevorderd dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort in de failliete boedel. De eisers hebben de vorderingen bestreden, maar de rechtbank te 's-Gravenhage heeft in een tussenvonnis van 18 september 2002 en een eindvonnis van 21 april 2004 de vorderingen van de curator grotendeels toegewezen. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat in een tussenarrest van 27 april 2006 en een eindarrest van 19 december 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd, met een beperking van de hoofdelijke aansprakelijkheid tot € 600.000,--.

De eisers hebben cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de vordering van de curator om de eisers in de kosten van het geding te veroordelen, toegewezen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 19 december 2008, waarbij de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en E.J. Numann betrokken waren. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/120HR
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [Eiseres 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
Mr. J.A.M. REUSER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Westland Recycling B.V.,
wonende en kantoorhoudende te Pijnacker,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid [eisers] en de curator; eisers tot cassatie afzonderlijk ook als [eiser 1], [eiseres 2] en [eiseres 3].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 december 1999 is Westland Recycling B.V. (hierna: Westland) in staat van faillissement verklaard met benoeming van verweerder in cassatie als curator.
De curator heeft bij exploten van 17 april 2001 [eisers] gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat [eisers] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort in het faillissement van Westland, met een hoofdelijke veroordeling van [eisers] tot betaling van een voorschot daarop. Daarnaast heeft de curator van [eiser 1] en van [eiseres 2] terugbetaling gevorderd van door Westland aan hen verstrekte leningen, met rente.
[Eisers] hebben de vorderingen bestreden.
Na een tussenvonnis van 18 september 2002, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 21 april 2004 de vorderingen van de curator grotendeels toegewezen.
Tegen de vonnissen van de rechtbank hebben [eisers] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 27 april 2006 heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten. Nadat beide partijen een akte hadden genomen, heeft het hof bij eindarrest van 19 december 2006 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd, met dien verstande dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [eisers] jegens de failliete boedel van Westland voor het bedrag van de schulden, voorzover die niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, wordt beperkt tot € 600.000,--.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel het tussen- als het eindarrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd dat het hof in de bestreden arresten het recht niet heeft geschonden noch vormen heeft verzuimd die op straffe van nietigheid in acht moeten worden genomen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de curator mede door mr. S.M. Kingma, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 1.219,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.