ECLI:NL:HR:2008:BG3577

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00592
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep in schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], op 18 oktober 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam om de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft dit verzoek op 4 december 2007 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 1 februari 2008 de beslissing van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn beroep.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of het cassatieberoep ontvankelijk was. Het op 8 februari 2008 ingediende verzoekschrift van mr. C.A. Madern voldeed niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat het niet was ingediend of getekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Het verzoekschrift dat door mr. J. Groen op 14 februari 2008 is ingediend, was niet tijdig ingekomen binnen de cassatietermijn, die op 9 februari 2008 verstreek. Verzoeker heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de overschrijding van de cassatietermijn zouden rechtvaardigen.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. Dit arrest is gewezen op 19 december 2008 door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
08/00592
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 18 oktober 2007 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft [verzoeker] zich gewend tot die rechtbank en verzocht ten aanzien van hem de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De rechtbank heeft bij beschikking van 4 december 2007 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 1 februari 2008 heeft het hof de beslissing waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Tegen de op 1 februari 2008 ter openbare terechtzitting door het hof gedane uitspraak, waarbij de uitspraak tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is bekrachtigd, stond ingevolge art. 292 lid 5 F. gedurende acht dagen na de dag van die uitspraak beroep in cassatie open.
De cassatietermijn verstreek dus op 9 februari 2008.
Bij verzoekschrift van 8 februari 2008 heeft mr. C.A. Madern, advocaat te Amsterdam, beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. Op 14 februari 2008 is een verzoekschrift tot cassatie ingediend door mr. J. Groen, advocaat te 's-Gravenhage.
3.2 Het op 8 februari 2008 ingediende verzoekschrift van mr. Madern voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv. omdat het niet is ingediend noch is getekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Het vervolgens door mr. Groen ingediende verzoekschrift is niet binnen de cassatietermijn ingekomen en doet geen beroep op bijzondere omstandigheden die overschrijding van de cassatietermijn zouden kunnen rechtvaardigen. Dit brengt mee dat verzoeker in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.