ECLI:NL:HR:2008:BG3540
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontoereikende motivering van bewezenverklaring in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was in eerste instantie veroordeeld voor diefstal van een trailer met een aanzienlijke hoeveelheid flessen wijn. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C.J. Lina. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep, met de aanbeveling om de zaak opnieuw te laten berechten door een aangrenzend hof voor het specifieke feit 7, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het onder 7 tenlastegelegde feit niet voldoende was gemotiveerd. De rechtbank had niet op een adequate wijze de bewijsmiddelen gepresenteerd, waardoor de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet. Dit leidde tot de beslissing om de bestreden uitspraak te vernietigen, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 7 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, omdat de overige middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van bewezenverklaringen in strafzaken, en bevestigt dat de Hoge Raad kan ingrijpen wanneer deze motivering tekortschiet. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtspraktijk, vooral in het kader van de eisen die aan bewijsvoering worden gesteld.