ECLI:NL:HR:2008:BG3511
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht inzake samenwoning en gezamenlijke huishouding in het kader van bijstandsfraude
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, was beschuldigd van het opzettelijk niet tijdig verstrekken van benodigde gegevens aan de Gemeentelijke Sociale Dienst te Amsterdam, in strijd met artikel 65 van de Algemene Bijstandswet. De zaak draaide om de vraag of de verdachte in de bewezenverklaarde periode van 2 december 2001 tot en met 31 augustus 2002 samenwoonde met een vriendin, [betrokkene 1], en of er sprake was van een gezamenlijke huishouding.
De verdediging voerde aan dat de verdachte nooit met [betrokkene 1] heeft samengewoond en dat hij in zijn eigen woning verbleef, terwijl hij regelmatig bij haar over de vloer kwam. De Hoge Raad oordeelde dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen, mede in aanmerking genomen hetgeen namens de verdachte was aangevoerd, niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode met [betrokkene 1] samenwoonde en een gezamenlijke huishouding voerde. De bewezenverklaring was niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kon worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van voldoende bewijs bij beschuldigingen van bijstandsfraude en de noodzaak om de feiten zorgvuldig te onderzoeken.