ECLI:NL:HR:2008:BG2180
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 8 september 2006 uitspraak deed in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1947 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Rijnmond, locatie Noordsingel' te Rotterdam, heeft samen met de Advocaat-Generaal bij het Hof cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft op 16 december 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is vernietigd. De Hoge Raad heeft het te betalen bedrag verlaagd naar € 1.192.800,00, maar de beroepen voor het overige verworpen.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van de beroepen, en de Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot de vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.