ECLI:NL:HR:2008:BG2140
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot opgelegde gevangenisstraf en overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, waarbij de verdachte, geboren in 1980 en gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Bon Futuro' op Curaçao, een gevangenisstraf van achttien jaren was opgelegd. De verdachte heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. G. Spong, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot vermindering van die straf, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot zeventien jaren en negen maanden. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Aangezien de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en er meer dan zestien maanden waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep, was de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM overschreden. Dit leidde tot strafvermindering.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten dat, nu de middelen niet tot cassatie konden leiden en er geen andere gronden waren voor vernietiging, de uitspraak als volgt moest worden beslist. Het arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken op 16 december 2008.