ECLI:NL:HR:2008:BG2130

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01549/07 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en getuigenverzoek in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door de advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer. De zaak betrof een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd dat het bestreden arrest vernietigd diende te worden en dat de zaak terugverwezen moest worden naar het Hof voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof had verzuimd te beslissen op een verzoek van de verdediging tot het horen van getuigen, in dit geval de verbalisanten die de betrokkene hadden verhoord. Dit verzoek was gedaan op basis van artikel 315 in verbinding met artikel 328 van het Wetboek van Strafvordering, wat inhield dat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek vereist was. Aangezien noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2007, noch het bestreden arrest een beslissing op dit verzoek bevatte, leidde dit verzuim tot nietigheid van de uitspraak, zoals bepaald in artikel 330 in verbinding met de artikelen 511g en 415 van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een uitdrukkelijke beslissing op verzoeken tot het horen van getuigen in strafzaken, en bevestigt dat het ontbreken van een dergelijke beslissing kan leiden tot nietigheid van de uitspraak.

Uitspraak

16 december 2008
Strafkamer
nr. 01549/07 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 januari 2007, nummer 21/002510-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Hof dan wel een aangrenzend Gerechtshof, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een verzoek van de verdediging tot het horen van de verbalisanten die de betrokkene hebben verhoord.
2.2. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2007 gehechte pleitnota van de raadsman van de betrokkene houdt in:
"Mocht u (...) anders denken over het gebruik van de verklaringen van cliënt, dan verzoek ik u (...) een tussenarrest te wijzen teneinde de verbalisanten (en dan met name [verbalisant 1]) als getuigen voor een nieuw te bepalen zittingsdatum op te roepen."
2.3. Aldus is een verzoek gedaan als bedoeld in art. 315 in verbinding met art. 328 Sv tot het horen van een of meer getuigen, zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist. Noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2007, noch het bestreden arrest houdt een beslissing in op dit verzoek. Dat verzuim heeft ingevolge art. 330 in verbinding met de art. 511g en 415 Sv nietigheid tot gevolg. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem,
opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 december 2008.