ECLI:NL:HR:2008:BG1813

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/175HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel van gemeente en vertegenwoordiging in cassatie

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een door de Gemeente Leiden uitgevaardigd dwangbevel. Eiseres, die in cassatie gaat, heeft de Gemeente gedagvaard na een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage die haar verzet ongegrond verklaarde. De Gemeente had eiseres opgedragen om reparaties uit te voeren aan haar pand, en bij niet-naleving werd een dwangsom opgelegd. Eiseres heeft zich in deze procedure laten vertegenwoordigen door haar vader en advocaat mr. Dormeier. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat eiseres vertegenwoordigd werd door mr. Dormeier voordat deze zich als procureur had gesteld in de verzetdagvaarding. De Hoge Raad verwerpt het beroep van eiseres en oordeelt dat de kosten van het geding in cassatie voor haar rekening komen. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 19 december 2008.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/175HR
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,
t e g e n
GEMEENTE LEIDEN,
zetelende te Leiden,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij verzetdagvaarding van 26 augustus 2004 de Gemeente gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, te verklaren dat het ten deze gedane verzet deugdelijk is en dat de rechtbank bij vonnis [eiseres] zal verklaren tot goed opposante tegen het dwangbevel van de Gemeente en dit buiten effect zal stellen.
De Gemeente heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na comparitie van partijen te hebben gelast, bij vonnis van 29 juni 2005 het verzet ongegrond verklaard.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 15 februari 2007 heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Gemeente is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie gaat het om het volgende. De Gemeente heeft bij besluit van 20 januari 2003 aan [eiseres] opgedragen reparaties te verrichten aan zeven geconstateerde gebreken in het haar in eigendom toebehorende pand dat in gebruik was voor verhuur aan kamerbewoners. Op het niet-voldoen aan deze aanschrijving heeft de Gemeente een dwangsom gesteld van € 2.000,-- per (gedeelte van een) week met een maximum van € 26.000,--. Op 14 juli 2003 heeft de Gemeente aan [eiseres] meegedeeld dat, nu nog niet aan de aanschrijving was voldaan, tot en met 27 juni 2003 een bedrag van € 14.000,-- aan dwangsommen was verbeurd. Tegen deze aanzegging heeft de vader van [eiseres] bij brief van 18 juli 2003 bezwaar gemaakt. Op 10 september 2003 heeft de Gemeente aan [eiseres] meegedeeld dat op 29 juli 2003 nog steeds niet aan de aanschrijving was voldaan, zodat [eiseres] nog eens een bedrag van € 12.000,-- aan dwangsommen had verbeurd. De gemeente heeft [eiseres] herhaaldelijk, voor het laatst op 19 december 2003, gemaand tot betaling. Op 23 april 2004 heeft de Gemeente een dwangbevel uitgevaardigd dat op 28 april 2004 aan [eiseres] bekend is gemaakt. Bij dagvaarding van 3 juni 004 is tegen dit dwangbevel verzet gedaan, waarbij [eiseres] domicilie heeft gekozen bij mr. Dormeier. Op 16 juli 2004 is het dwangbevel betekend ten kantore van mr. Dormeier. [Eiseres] heeft zich op verjaring beroepen omdat het dwangbevel meer dan zes maanden na de laatste aanmaning was betekend. Dit beroep is door het hof verworpen op grond van de overwegingen dat [eiseres] zich in deze zaak heeft laten vertegenwoordigen door haar vader die zich liet bijstaan door mr. Dormeier, en dat vaststaat dat het dwangbevel vóór 3 juni 2004 mr. Dormeijer, als vertegenwoordiger van [eiseres], heeft bereikt, waardoor de verjaring tijdig is gestuit.
3.2 Middel 1 keert zich in onderdeel 1 tegen het oordeel van het hof dat [eiseres] werd vertegenwoordigd door mr. Dormeier voordat deze zich procureur had gesteld in de verzetdagvaarding. Het hof heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat [eiseres] zich ter zake van het beheer van het pand liet vertegenwoordigen door haar vader en dat deze in het kader van het hem door [eiseres] verleende mandaat mr. Dormeier als advocaat heeft ingeschakeld, zodat uit de verzetdagvaarding, waarin is vermeld dat [eiseres] woonplaats heeft gekozen op het kantooradres van mr. Dormeier, blijkt dat de brief van 28 april 2004 haar in elk geval vóór 3 juni 2004 moet hebben bereikt. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden onderzocht. Onbegrijpelijk is het niet.
3.3 De in de middelen aangevoerde klachten kunnen ook overigens niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.