ECLI:NL:HR:2008:BG1691
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens niet indienen van middelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2008 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. Het arrest van het Gerechtshof dateert van 20 juli 2007 en betreft de strafzaak met nummer 23/002106-06. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], heeft zelf het beroep in cassatie ingesteld. Echter, er zijn geen middelen van cassatie voorgesteld namens de verdachte. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit voorschrift is niet nageleefd, waardoor de Hoge Raad oordeelt dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. De Hoge Raad heeft derhalve de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de vice-president A.J.A. van Dorst en raadsheer J.W. Ilsink. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.