ECLI:NL:HR:2008:BG1649
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake bewijsklacht
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 27 november 2006 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. F.L.L. Vermeeren. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De waarnemend Advocaat-Generaal, Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal in overweging genomen. De beoordeling van de middelen heeft plaatsgevonden, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken op 2 december 2008. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van bewijsklachten in het strafrecht en de rol van de Hoge Raad in cassatieprocedures.